op vraag 1 Alle antwoorden zijn goed, als je hebt opgeschreven wat je dacht dat er zou gebeuren. Ook als er uiteindelijk iets anders is gebeurd.
op vraag 2 Als de moer langzaam ronddraait, dan hoor je de moer tegen de ballon aan tikken en langs het rubber schuiven. Draait de moer iets sneller rond dan hoor je een zoemend geluid. Daar waar de moer is, zie je een donkere vlek.
op vraag 3 Als de moer sneller ronddraait, dan is het zoemende geluid hoger.
op vraag 4 Alle antwoorden zijn goed als je hebt opgeschreven hoe je denkt dat het komt.
uitleg
Een moer heeft zes hoeken. Als je hem in de ballon ronddraait, dan gaat hij over de binnenkant rollen. De hoeken botsen tegen de ballon. Hierdoor gaat de ballon trillen en hoor je een zoemend geluid. Als de moer langzaam rolt, dan trilt de ballon langzaam en klinkt het zoemen laag. Als de moer snel rolt, dan trilt de ballon snel en klinkt het zoemen hoog.
extra uitleg
Geluid bestaat uit trillingen van een stof. Deze stof die trilt kan bijvoorbeeld metaal zijn of rubber of lucht. Vaak bereiken de trillingen je oren via de lucht. De lucht laat het trommelvlies in je oor trillen, waardoor je het geluid hoort.
Een moer is niet rond, maar een zeshoek: hij heeft zes hoeken en zes rechte kanten. Als de moer over de binnenkant van de ballon rolt, dan botsen de hoeken telkens tegen het rubber aan. Hierdoor gaat het rubber trillen en dat maakt een zoemend geluid.
De toonhoogte van het zoemende geluid hangt af van hoe snel het rubber trilt. Hoe sneller de trilling, hoe hoger het geluid. Wanneer de moer sneller rolt, dan gaat het rubber sneller trillen en is het geluid dus hoger, dan wanneer de moer langzamer rolt.
